Thì của động từ
Tegenwoordig en verleden deelwoord:
bepleitend; bepleit
Presens:
bepleit, bepleit, bepleit
(4e - 6e pers.) bepleiten
Imperfect:
(1e - 3e pers.) bepleitte
(4e - 6e pers.) bepleitten
Toekomende tijd I:
zal bepleiten, zult bepleiten, zal bepleiten
(4e - 6e pers.) zullen bepleiten
Conditionalis I:
(1e - 3e pers.) zou bepleiten
(4e - 6e pers.) zouden bepleiten
Perfectum:
heb bepleit, hebt bepleit, heeft bepleit
(4e -